Nieuwsbrief – Juni 1996

(Loek – Juni)

Op het moment van dit schrijven ben ik drie weken op mijn nieuwe werkplek. Gepke maakt zich nog wat zorgen over me, omdat ik mijn draai nog niet gevonden heb. Maar dat is gewoon voor mij. Ik ben typisch iemand die even de kat uit de boom moet kijken, en de eerste paar weken op een nieuwe werkplek voel ik me meestal nog wat ongemakkelijk. Het gaat meestal weer over, en langzaam maar zeker begin ik hier ook weer in het patroon te passen. Het is vandaag vrijdag en ik zit achter mijn PC met de koptelefoon op te luisteren naar “Hotel Califomia” van de Eagles, en af en toe lever ik de diensten die ik volgens mijn arbeidscontract hoor te leveren. Ditmaal ben ik uitgeleend aan US-West, dat is het telefoon bedrijf (PTT) voor alle westelijke staten van Amerika. Ik lever de technische support voor de computer afdeling van de cellular telefoondienst. Mijn baas heeft US-West software verkocht, en die passen wij nu aan aan hun eisen. Jammer genoeg merk ik dat niet in een lagere telefoonrekening, ik moet gewoon het volle pond betalen.

Ik beschouw het inmiddels als mijn taak om de Nederlanders te waarschuwen voor de eigenaardigheden van het Amerikaanse volk, voor het geval jullie dit land bezoeken. Een van die dingen zijn dikke mensen. Nou hoor ik jullie al zeggen: Loek who’s talking, maar vergeleken bij het postuur van sommige mensen hier ben ik een slanke den. Het schijnt de mensen hier niet uit te maken dat ze eruit zien als een gestrande walvis, want je ziet ze overal. Ook de textiel industrie speelt er goed op in met kleding die je als kind goed kunt gebruiken als kampeer uitrusting. Het is grappig en zielig tegelijk als je mensen ziet lopen waarbij alles drilt, en die hun dijen niet meer langs elkaar kunnen krijgen bij het lopen. Ik heb al een tijdje een man “bewonderd” die s’ochtends met moeite in de bus kon komen vanwege zijn omvang. Afgelopen morgen was het dus zover, hij pastte niet meer door de deur en de bus moest zonder hem vertrekken. Op zich is het niet verwonderlijk dat de mensen hier zo dik worden. Als je de porties ziet die de lokale horeca aanbiedt dan lijkt het alsof ze de honger van een heel gezin moeten stillen in plaats van één persoon. En we hebben allemaal vroeger geleerd ons bordje leeg te eten en niets te laten staan, dus het is een verloren strijd tegen de vetkwabben. Neem maar van mij aan, in Amerika hoef je je bord niet leeg te eten. Tenzij je op een luchtballon wilt lijken voordat je weer terugbent in Nederland.

Iets heel anders, nu wij hier een tijdje zijn, beginnen we wat meer in de gemeenschap opgenomen te worden. Je merkt dan ook hoe de sociale verhoudingen werken, en zoals je dat verwacht werkt dat in Amerika anders dan in Nederland. Ik heb ontdekt dat je verschillende niveaus kunt bereiken op de sociale ladder, maar die niveaus zijn anders dan ik gewend was. In Amerika ben je wat je doet. Als je niets doet ben je niemand (of als je nog niets doet welk potentieel heb je, wat studeer je, wat zijn je korte termijnplannen). Het volgende niveau wordt bepaald door wie je kent. In sommige kringen wordt het bepaald door wat verdient de persoon die je kent, maar die nadruk op geld is niet algemeen geaccepteerd. Het hoogste niveau is bereikt als mensen jou gebruiken als ‘reference’. Zij zeggen jou te kennen en dat is een hele eer.

Even voor contrast, denk niet dat je als Nederlander anoniem in Amerika rond kunt lopen. Nederlanders in Denver herken je meteen aan hun uiterlijk. Piekhaar, Birkenstock sandalen, en warme kleding markeren de Nederlanders hier. Verder hebben ze de neiging heel zachtjes te praten als ze in het openbaar zijn, alsof iemand ze hier verstaat, en kijken ze voortdurend schichtig om zich heen. Door dat gedrag zijn ze zo herkenbaar alsof ze met een grote rood-wit-blauwe vlag rondlopen. Ik liep laatst tijdens de lunchpauze op 16th Street, een lange winkelstraat in het centrum van Denver, toen een stel mij aanhield om de weg te vragen. In gebroken engels vroegen ze mij de weg naar Larimer Street. Ik herkende ze meteen als Nederlanders, en vroeg luid in mijn beste knauwerige Amerikaans: Where are you from? Heel stil en onzeker vertelden ze uit Nederland te komen, waarop ik vroeg: would you like an explanation in Dutch or English. Verbaasd en van slag gaven ze geen antwoord, dus legde ik in vloeiend Nederlands uit hoe ze bij Larimer Street moesten komen, en legde uit dat alle mensen in Denver ook Nederlands moesten kunnen spreken om de Martinair toeristen behulpzaam te kunnen zijn. Die hebben wat te vertellen als ze thuis zijn.

Nou verwacht ik dat als wij eind Augustus op bezoek zijn, iedereen ons meteen vertelt of wij veramerikaansd zijn. En of wij op straat ook meteen uitsteken als herkenbare Amerikaanse toeristen. Ik weet dat ik zelf de vreemde gewoonte van Amerikanen heb overgenomen om maar met iedereen te ouwehoeren. Of je ze kent of niet je begint gewoon een gesprek met ze. In een overbevolkt land als Nederland doe je dat niet omdat iedereen veel waarde hecht aan zijn/haar privacy. Maar in het wilde westen waar je uren kunt rijden zonder iemand te zien, kunnen mensen vreselijk verlangen om met anderen te praten en doen dat dan ook bij de eerste gelegenheid die zich voordoet. Ook al wonen ze tegenwoordig in een miijoenenstad als Denver, die plattelands mentaliteit blijft aanwezig.

In brieven aan ons wordt weleens gevraagd, wat er zoal te doen is in Denver. Denver is een moderne en leuke stad om te wonen en te bezoeken. Wat eten betreft zijn alle landen van de wereld vertegenwoordigd in de vorm van een of andere restaurant: Amerikaans, Russisch, Grieks, Mexikaans, Japans, Chinees, Ethiopisch, Indiaas, Thais, Frans, Iers, Duits, Italiaans, Zuid-Amerikaans enz. En omdat dit de enige grote stad is in het westen zijn er ook redelijk veel andere vormen van vertier. Er is de Denver Zoo, een vrij grote dierentuin waar wij een jaarabonnement op hebben en die elk jaar nog wordt uigebreid. In Littleton, een voorstad vastgebouwd aan Denver, is een openluchtmuseum waar een boeren samenleving zoals in het oude westen bestond nog in originele staat wordt gehouden, met boerderijen, huizen en een school. Dit museum is gratis, dat moet de zuinige Hollander wel aanspreken. Er zijn ook andere musea zoals: Museum for Western Art, Museum for Natural History, Fireman’s Museum, Molly Brown House en nog veel meer. Verder is er Elitch’s een amusements park met achtbanen en andere vormen van misselijk makende ritjes. In het centrum is de 16th Street Mall, een winkelstraat voornamelijk voor toeristen, en elders in de stad zijn overal overdekte winkelcentra (malls). Coors en Budweiser hebben hier brouwerijen die rondleidingen bieden, maar voor het betere bier is een bezoek aan de microbreweries de moeite waard. Een baseball wedstrijd in Coors Field moet je zelf een keer hebben meegemaakt, heel anders dan een voetbalwedstrijd in Nederland. In het voorjaar en zomer zijn er voor paardenliefhebbers in Denver en directe omgeving rodeo’s te vinden. Wat verder weg (een uurtje rijden naar het westen) liggen de bergen met de nodige wintersportoorden waarvan sommige alleen in Juli en Augustus dicht zijn, maar ook andere bezienswaardigheden zoals bison kuddes en Buffalo Bill’s graf. In het zuidwesten van Colorado (6-7 uur rijden) ligt het Mesa Verde park met de overblijfselen van pueblowoningen van de Anasazi indianen (AD 1200). Wereldberoemde bezienswaardigheden in andere staten zijn hier vaak niet meer dan een dag rijden vandaan: Mount Rushmore, Yellowstone Park, Santa Fe, Grand Canyon, Las Vegas. Dus wij kunnen ons hier wel vermaken, en bezoekers vanuit Nederland hoeven zich ook niet te vervelen. Een vereiste hier wel is een huurauto, want eenmaal buiten de stad is het openbaar vervoer slecht geregeld. Hotels zijn bij de toeristische steden en gebieden meestal wel te vinden tegen een betaalbare bedrag. In de minder dicht bevolkte gebieden zijn de prijzen wat hoger. Bij ons in Denver kun je overnachten tegen betaling van drop, kaas en Douwe Egberts koffie.

We lezen in de krant en via het intemet dat het klimaat in Nederland er een stuk op vooruit is gegaan sinds wij daar weg zijn. Geniet er maar van want wij rekenen erop dat het elke dag zal regenen als we in Nederland zijn. Gepke en ik vinden dat niet eens erg. Er valt hier zo weing regen (400 mm neerslag per jaar) dat we het af en toe missen. Daar staat tegenover dat wij sommige dagen in de winter in het zonnetje zitten in de tuin. Momenteel vind ik het te warm om buiten te zitten, al geniet Gepke er met volle teugen van. Het is op het moment gemiddeld 30 graden, maar op het dek achter ons huis loopt de temperatuur al gauw op tot boven de 40 graden. Het is echter ook heel droog dus het voelt lang niet zo warm als een warme zomerdag in Nederland waar de luchtvochtigheid het knap onaangenaam kan maken.

Zoals gebruikelijk schrijf ik deze brief niet in een dag. Het is inmiddels woensdag en ik ben al wat meer ingeburgerd in mijn werkplek. Ik voel me al zo thuis dat ik me al kan ergeren aan de werkmethodes van mijn collega’s, en dat is meestal een teken dat ik gewend ben. Soms denk ik dat ik maar weer voor mezelf moet beginnen, maar dan met iets heel simpels zoals krantenbezorger, of putjesschepper. Werken voor een baas in dit land is niet altijd even makkelijk, maar dat is het nergens denk ik. Probleem hier is dat veel bedrijven zo ongeorganiseerd te werk gaan. Veel projecten worden wel afgerond maar nooit zonder de onnodige problemen omdat men van de hak op de tak werkt. Als je een baas hebt die luistert naar voorstellen dan kun je de zaken eventueel nog bijsturen, maar er zijn hele volksstammen die niet naar een ander willen luisteren. Veel mensen beginnen juist daarom een eigen zaak, zodat ze kunnen werken zoals zij denken dat het hoort zonder iets aan te trekken van voorstellen van een ander. Een andere reden om een eigen business te beginnen is geld. En elke cent die wordt verdient gaat op aan onbenulligheden, niet herinvesteren in de zaak. Tenslotte betaal je hier niet zoveel belasting, dus ben je niet zo snel geneigd het weer in de zaak te steken om de belasting erop te ontlopen. Veel bedrijven blijven daarom klein.

Dit weekend zijn de “Dutch days” weer in Denver bij het Bethesda Hospital. Dit ziekenhuis organiseert eens per jaar een Hollands festival om hun traditionele herkomst weer in herinnering te brengen. Het Bethesda Hospital is namelijk voortgekomen uit een tuberculose sanatorium hier in Denver, waar vroeger de rijke (hervormde) Nederlanders kwamen herstellen van tuberculose. Dit weekend wordt op het terrein van dit ziekenhuis kraampjes neergezet waar typisch Hollandse artikelen zoals ontbijtkoek en klompen kunnen worden gekocht. Verder is er veel te eten en te snoepen zoals drop, kroketten, sate met pindasaus, poffertjes, erwtensoep, patat met echte frietsaus. Er worden Hollandse klompendansen opgevoerd en bedrijven die op een of andere wijze Hollandse banden hebben laten zien wat ze te bieden hebben. Zoals een hondenfokker die Keeshonden fokt. Martinair biedt vaak een reis aan naar Amsterdam die in een loterij wordt weggegeven, de opbrengst van de loterij is voor het ziekenhuis. Zo langzamerhand begint de Nederlandse gemeenschap die wij direct kennen zich al aardig uit te breiden. Wijzelf en Joke & Loek uiteraard. Vlakbij ons woont Houkelien Essek die we bij toeval een keer tegen het lijf liepen. Zij is een ex-politie agente uit Soest die nu met een Amerikaan is getrouwd. Via Loek van Zijl hebben wij Paul leren kennen, een Nederlander die hier voetbaltraining geeft. Maureen is mijn vroegere baas en woont hier al bijna 20 jaar evenals Phillip Kneteman, een collega bij US West waar ik momenteel werk. Veel van deze mensen gaan ook naar dit festival om Nederlandse goederen groot in te slaan.

Maar in onze kennisenkring zitten ook de nodige Amerikanen. Een paar weken geleden zijn we met Shirley en Dave, Amerikaanse vrienden van ons die een ook tijdje in Europa hebben gewoond, naar South Dakota geweest om Mount Rushmore te bekijken. Voor degenen die dat niet weten, Mount Rushmore is de berg waar in de jaren voor de tweede wereld oorlog de gezichten van vier Amerikaanse presidenten zijn uitgehakt: Washington, Jefferson, Lincoln en Roosevelt. Deze berg ligt niet ver van het plaatje Custer wat zo’n 7 uur rijden noordelijk van Denver ligt. Wij waren daar gedurende Memorial Day weekend, een nationale feestdag en verwachtten veel volk daar. Het liep echter anders, doordat het erg slecht weer was kwam er bijna niemand daar en hadden we veelal het rijk voor ons alleen. Een nadeel was wel dat door het slechte weer Mount Rushmore in een deken van mist was gehuld, en onzichtbaar voor ons bleef gedurende de drie dagen dat we daar waren. Ondanks dat hebben we veel lol gehad met z’n vieren en gaan een ander keertje dan maar kijken als het mooi weer is hoe de berg eruitziet. Voorlopig hebben we ons beperkt tot de andere bezienswaardigheden die South Dakota te bieden heeft. We zijn in een grot geweest, want vergeleken bij buiten was het daar droog en warm. Verder hebben we veel rondgereden in de omgeving van Mount Rushmore dat bekend staat als de Black Hills en erg veel natuurschoon biedt. Het heeft ook een dubieuze historie vanwege de bloederige gevechten die er zijn geleverd tussen blanken en indianen.

We zijn inmiddels weer twee maanden verder. Ik heb uiteindelijk mijn draai toch maar niet gevonden in mijn huidige baan, dus ga ik na de vakantie maar weer ergens anders werken. Ik ga nu van AMS naar BMS en hoop dit keer datgeen te mogen doen wat ik leuk vind. Het is hier wel makkelijk om van baan te veranderen, en ook leeftijd speelt hierbij niet zo’n grote rol als in Nederland. Mogelijk dat deze brief pas in Nederland aankomt als wij alweer weg zijn, maar dat zien we dan wel weer.

Groeten,Loek

(Gepke)

Na zo’n lang verhaal van Loek hoe goed het toch wel is hier in de USA, nog een kort berichtje van mij. Nu Loek al zoveel voorwerk heeft gedaan, hoef ik alleen nog maar de bladzijde vol te tikken. De koffers zijn nog niet gepakt maar we zijn al volop bezig met de voorbereidingen voor onze vakantie naar Nederland. Het wordt een druk schema, bijna alle dagen zijn al volgeboekt. Helaas kunnen we niet iedereen persoonlijk bezoeken, dus we houden de contacten per brief aan. In de laatse week hebben we nog twee dagen over om iets voor ons zelf te doen (Belgie of zo). We hebben er wel zin in.

Loek is nog vergeten te vertellen dat we ook een weekend naar het Dinosaur National Monument zijn geweest. Dit monument is in het noordwesten van Colorado—alweer een uur of zeven rijden–waar ze een muur omgebouwd hebben tot museum. In dit gebied heeft men in het begin van deze eeuw ontzettend veel dinosaurier skeletten gevonden. De meeste opgravingen werden gedaam voor een groot museum (ben even de naam kwijt) ergens aan de Oostkust in de VS. Toen het gebied min of meer uitgeput was (en het geld voor verder onderzoek op was), hebben ze een glazen koepel om een grote muur met de laatste overblijfselen gebouwd en dit open gesteld voor het publiek. Zeer indrukwekkend (vooral omdat we eerder die week de film Jurassic Park weer eens hadden gezien). Ze hadden hier ook diverse schedels van verschillende soorten dinosauriers tentoongesteld. Zeer de moeite van de lange rit waard.

Begin juli met ik met mijn moeder een lang weekend naar Canada geweest. Begin deze eeuw zijn een oom en tante van mijn moeder geemigreerd naar Canada. Ze hebben zich allebei gevestigd in de staat Alberta en grote gezinnen gesticht. De contacten met Nederland zijn altijd gebleven en zo nu en dan organizeren ze een familiereunie. Omdat ik nu in Denver woon, was het uitstekende gelegenheid voor Mem om een reis naar Denver te combineren met een tripje naar Canada (ongeveer twee uur vliegen van hier, dus dat is best wel te doen). We hebben het heel gezellig gehad, veel mensen ontmoet, veel gezien. Mem is hier totaal twee weken geweest en we hebben naast Canada nog de nodige uitstapjes in de omgeving gemaakt. We zijn zelfs een dag naar Wyoming (een staat hierboven) naar Fort Laramie geweest. Een historisch plekje. In het midden van de vorige eeuw was dit eerst een zeer drukke handelspost voor de blanken met de indianen en daarna fungeerde het als doorgangspunt voor reizigers op de zgn. Oregon Trail. De Oregon Trail is een zeer bekende trek van Amerikanen (en emigranten) die van de oostkust van de VS naar de westkust trokken, te voet, door gevaarlijk indianengebied.

De laatste paar weekenden zijn we weer druk geweest met klussen. Er hangen eindelijk planken in de garage en we hebben een veranda voor het huis gebouwd. Afgelopen weekend hebben we hiervoor het beton gestort. Ik heb alleen maar een beetje opgeruimd, het was te zwaar voor mij, maar Loek en een vriend, Scott, hebben zich volop in het zweet gewerkt om het beton van de truck naar de veranda te kruien en te egalizeren. De veranda is ongeveer twee bij vijf meter met een wit hekje er om heen (helaas niet overdekt). Ik heb vanavond net de laatste laag verf aangebracht. Het ziet er heel erg leuk uit en het zit heerlijk. Vooral in de namiddag is het heerlijk koel. We zijn weer trots op onszelf!

Op mijn werk gaat het zijn gangetje. Ik heb het al weer een beetje beter naar de zin. Als je toegang hebt tot de Internet dan kun je mijn bedrijf vinden onder DLS.COM.

Het is al bijna 22:45, al lang voorbij mijn slaaptijd. Ik lig in bed dit briefje te schrijven op Loek zijn laatste speeltje, een Notebook. Leuk voor onderweg in het vliegtuig. Loek doet zo nu en dan wat moonlighting klusjes (“zwart werk”) en hij had bijna genoeg gespaard voor dit nieuwe speeltje. Ik zeg bijna, want hij had het bedrag nog niet helemaal bij elkaar, maar hij kon dit apparaat nu kopen en pas over zes maanden te betalen, dus heeft hij nog even de tijd om bij te sparen.

Dat was het weer voor nu. Tot gauw aan iedereen die we in Nederland bezoeken. Tot schrijfs aan iedereen die we missen.

Groetjes, Gepke

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven